Payrolling

De WAB, die per 1 januari 2020 in werking is getreden, introduceert een definitie van payrolling. Met deze definitie wordt beoogd het gebruik van bepalingen uit het lichtere arbeidsrechtelijke regime van de uitzendovereenkomst buiten toepassing te verklaren in het geval van payrolling.

Nieuwe definitie
Volgens de nieuwe wettelijke definitie is de payrollovereenkomst ‘een uitzendovereenkomst, waarbij de overeenkomst van opdracht tussen de payrollwerkgever en de inlener niet tot stand is gekomen in het kader van het samenbrengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt (allocatiefunctie) en waarbij de payrollwerkgever alleen met toestemming van de inlener bevoegd is de werknemer aan een ander ter beschikking te stellen’.

Drie belangrijke gevolgen
De definitie is van belang om te bepalen welke wettelijke regels van toepassing zijn op de arbeidsverhouding. Als er sprake is van een payrollovereenkomst, heeft dat sinds 1 januari 2020 onder meer de volgende gevolgen.

  1. De payrollwerknemer kan aanspraak maken op dezelfde arbeidsvoorwaarden als de werknemers die in dienst zijn bij de inlener. Hiervan kan niet bij cao worden afgeweken.
  2. Payrollwerkgevers kunnen geen gebruik meer maken van het uitzendbeding. De arbeidsovereenkomst van een payrollwerknemer kan dus niet meer van rechtswege eindigen op het moment dat de terbeschikkingstelling bij de inlener in de eerste 26 weken (of 78 weken als de termijn bij cao is verlengd) eindigt.
  3. Payrollwerkgevers kunnen geen gebruik meer maken van de uitzondering op de ketenregeling. De vierde arbeidsovereenkomst wordt dus automatisch aangegaan voor onbepaalde tijd en na 36 maanden ontstaat automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

Lang verhaal kort: de payrollwerknemer wordt beter beschermd.

Auteur: mr. Fleur Havers van Van Overbeek de Meyer Advocaten.

Top